Logo Contaxus

Blogartikel

De gebruikelijkheidstoets binnen de verhoging van de vrije ruimte

Via de zogeheten ‘vrije ruimte’ van de fiscale werkkostenregeling (WKR) is het voor werkgevers mogelijk om onbelaste vergoedingen te verstrekken aan werknemers. De gebruikelijkheidstoets bepaalt wat wel en niet in de vrije ruimte mag worden ondergebracht. De vrije ruimte is vanwege de coronacrisis voor het jaar 2020 tijdelijk verhoogd. Hoe verhoudt de gebruikelijkheidstoets zich tot deze verhoging van de vrije ruimte?

Vrije ruimte

Op grond van de vrije ruimte in de WKR kan een werkgever een percentage van de totale loonsom besteden aan onbelaste vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan werknemers. Oorspronkelijk gold voor 2020 dat over een loonsom van € 400.000 het percentage 1,7% bedroeg en over het meerdere 1,2%. Besteedt een werkgever meer dan de vrije ruimte, dan is de werkgever over het meerdere 80% eindheffing verschuldigd. Vanwege de coronacrisis is het tarief van 1,7% over de eerste € 400.000 van de loonsom verhoogd naar 3%.

Gebruikelijkheidstoets

De gebruikelijkheidstoets moet voorkomen dat elk loonbestanddeel kan worden aangewezen voor de vrije ruimte. Deze toets stelt dat slechts loonbestanddelen kunnen worden aangewezen die niet meer dan 30% afwijken van hetgeen in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is om te verstrekken. De Belastingdienst heeft hierbij een doelmatigheidsgrens van € 2.400 per werknemer geïntroduceerd. Indien de vergoedingen/verstrekkingen onder deze grens blijven, wordt de gebruikelijkheid aangenomen. Als deze grens wordt overschreden, neemt de Belastingdienst snel het standpunt in dat niet aan de gebruikelijkheidstoets wordt voldaan, met als gevolg dat over de vergoeding/verstrekking eindheffing plaatsvindt.

De Hoge Raad kwam echter reeds in juli 2019 tot een andere conclusie. De doelmatigheidsgrens van de Belastingdienst komt in de wetgeving niet voor. Het wettelijke criterium is dat de gebruikelijkheid van de beloning moet worden beoordeeld. Belangrijke elementen in dat kader zijn: (1) een vergelijking met andere werknemers van de werkgever, (2) een vergelijking met werknemers met dezelfde functie en (3) een vergelijking met werknemers van een andere vergelijkbare werkgever in dezelfde sector. Tot slot maakt de Hoge Raad duidelijk dat het in eerste instantie aan de Belastingdienst is om te beargumenteren dat de betreffende beloning ongebruikelijk is.

Verhoging vrije ruimte in coronatijd, aanpassing gebruikelijkheidstoets?

In een situatie van een DGA als enig werknemer van zijn vennootschap geldt dat bij een salaris hoger dan € 80.000, het bedrag van de vrije ruimte boven de € 2.400-grens uitkomt. Als de doelmatigheidsgrens van € 2.400 ook voor de DGA zou gelden, kan de DGA ‘zijn’ vrije ruimte niet geheel benutten, terwijl dit naar mijn mening juist gewenst is. Immers, met name voor DGA’s geldt dat zij gebruikelijk thuis werken in een (niet-zelfstandige) werkruimte in hun eigen woning, waarvoor zij – wettelijk verplicht – de kosten van bijvoorbeeld een airco en verwarming niet door hun vennootschap mogen laten vergoeden.

Naar mijn mening is het niet meer dan redelijk dat de doelmatigheidsgrens van € 2.400 voor het jaar 2020 meestijgt met de verhoging van 1,7% naar 3% ofwel naar ruim € 4.200. Hiermee wordt de DGA gestimuleerd om te investeren in een werkruimte in zijn woning om zo structureel (deels) vanuit huis werkzaam te kunnen zijn. Bovendien stelt de Hoge Raad ook haar vraagtekens bij de € 2.400-grens.

De auteur mevrouw mr. R.A.C. Zwarthoed is als belastingadviseur verbonden aan Contaxus Belastingadviseurs & Accountants te Volendam.

Geschreven door Contaxus

24 november 2020