Logo Contaxus

Blogartikel

Wij lenen vaak van de toekomst om de schulden van het verleden te betalen

Burgers en de Belastingdienst verschillen nog al eens van mening aangaande de kwalificatie van bepaalde werkzaamheden. Veelal is de Belastingdienst van mening dat als een voordeel wordt behaald deze belast moet worden en in gevallen waarbij een verlies wordt geleden deze werkzaamheden niet worden gezien als een bron van inkomen.

De fiscale rechter heeft zijn oor de afgelopen jaren regelmatig laten hangen naar het standpunt van de Belastingdienst. In een aantal gevallen was dat gelet op de feiten en omstandigheden terecht, maar in veel gevallen ook zeker niet. Nooit leken de rechters tot de kern van de zaak door te dringen. Gelet op een uitspraak van Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden van 4 april 2017 lijkt daar een einde aan te zijn gekomen. In zoverre dat het Hof zich de moeite heeft getroost met een opsomming van negen feiten en omstandigheden waarmee het pleit in het voordeel van de belanghebbende werd beslecht.

De kwestie was als volgt. In het jaar 2007 doet belanghebbende een octrooiaanvraag voor een door hem ontwikkeld product. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2012 heeft belanghebbende een verlies uit onderneming opgenomen ter zake van activiteiten met betrekking tot de ontwikkeling van dit product. Gelet op de omstandigheid dat de resultaten vanaf 2008 negatief zijn, concludeerde de inspecteur dat er geen sprake was van een bron van inkomen maar van een uit de hand gelopen hobby. Er is sprake van een bron van inkomen indien:

  1. wordt deelgenomen aan het economische verkeer;
  2. daarmee voordeel wordt beoogd en;
  3. dat voordeel ook redelijkerwijs kan worden verwacht.

De rechtbank was de mening van de inspecteur toegedaan, maar het Hof concludeerde anders. Zij was van oordeel dat voldaan was aan de eis van een objectieve voordeelsverwachting. In dit kader onderzocht het Hof of de activiteiten van belanghebbende voorzienbaar blijvend verliesgevend waren dan wel of daarvan redelijkerwijs kon worden verwacht dat zij belanghebbende, zij het in de nabije toekomst, positieve opbrengsten zouden kunnen opleveren. Daarbij heeft het Hof de volgende feiten en omstandigheden in overweging genomen:

  • Een onafhankelijke derde was bereid in 2009 een financiering van € 50.000 te verstrekken;
  • Een commercieel bedrijf met ervaring op die markt was in 2011 een samenwerking met belanghebbende aangegaan;
  • Het product was begin 2012 op een internationale vakbeurs gelanceerd;
  • Het product werd via steeds meer verkooppunten te koop aangeboden;
  • Vanaf 2012 zijn gesprekken gevoerd met andere fabrikanten over de verdere ontwikkeling van het product.

Is deze uitspraak nu een vrijbrief voor allerhande hobbyisten die de kosten van hun hobby ten laste van hun inkomen kunnen brengen? Uiteraard niet, maar zoals gezegd behelst het derde criterium een objectieve toets waarbij de relevante feiten en omstandigheden in aanmerking moeten worden genomen. In het verleden heeft de Hoge Raad al eens geoordeeld dat in beginsel moet worden gekeken naar de feiten en omstandigheden van het onderhavige jaar. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen echter licht werpen op het antwoord op de vraag of in het betreffende jaar sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Met name op het gebied van innovatieve productontwikkeling, intellectuele eigendom en computertechnologie ligt hier een wereld open, ook al zou zij geboren zijn uit een hobby. Dus: Leer van het verleden, leef in het heden, bereid je voor op de toekomst.

De auteur mr. E.J. Kemp is als belastingadviseur verbonden aan Contaxus Belastingadviseurs & Accountants te Schiphol-Rijk

Geschreven door Contaxus

6 juni 2017