In mijn blog van 29 november 2022 schreef ik al dat nieuwe beroepsprocedures over de box 3 heffing vanaf 2023 gegarandeerd zouden zijn. Toch blijft de wetgever op zijn handen zitten, daar waar mijn inziens actie van de wetgever dringend is gewenst. De belasting betalende burger heeft recht op duidelijkheid, rechtszekerheid en op een eerlijke belastingheffing. En dan niet pas op zijn vroegst in 2027.
Lopende belastingprocedures over de box 3 heffing
Veel belastingplichtigen zijn het niet eens met de wijze waarop de wetgever invulling heeft denken te kunnen geven aan het inmiddels beruchte Kerstarrest uit 2021, die een spaarder betrof die bijna geen rente ontving. Vanuit de ivoren toren in Den Haag meenden ambtenaren eenvoudig rechtsherstel te kunnen bieden die inderdaad spaarders tegemoet kwam. Echter, nagenoeg iedereen die niet noemenswaardig spaart maar op andere wijze zijn of haar vermogen belegt of investeert, is sindsdien en in ieder geval sinds dit jaar de dupe. Het merendeel van de mensen behaalt niet het fictieve rendement waar de wetgever mee rekent. En waar de wetgever voor schulden vooralsnog rekent met een fictieve rentelast van circa 2,5%, betalen vele beleggers inmiddels circa 5% aan rente over hun financieringen waarvan de rente variabel is of relatief kortlopend vast staat.
De lopende box 3 procedures die op diverse onderdelen duidelijkheid moeten geven over de houdbaarheid van de fictieve wijze waarop de Belastingdienst nog steeds over box 3 vermogen belasting heft, zitten in de eindfase. Advocaat-generaal Wattel heeft op 18 september jl. in één van deze procedures zijn conclusie gegeven: de wetgever heeft met de huidige wetgeving – uitgezonderd voor spaartegoeden – niet het vereiste rechtsherstel geboden! Het oordeel is nu aan de Hoge Raad, maar ik zie geen enkele ruimte voor de Hoge Raad om anders te beslissen.
Vastgoedbeleggers
In het bijzonder vastgoedbeleggers, en zeker zij die dit vastgoed deels met geleend geld hebben gefinancierd, zijn dit jaar van een koude kermis thuis gekomen. Als gevolg van meerdere wetswijzigingen in box 3 hebben velen begin dit jaar een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2023 ontvangen die 2 of 3 keer zo hoog was als het jaar ervoor. Mensen die eerder op basis van de toenmalige wetgeving langlopende (huur- en financierings-)contracten zijn aangegaan, worden met speels gemak door de overheid met voor hen uitermate nadelige wetswijzigingen geconfronteerd, zonder dat zij iets aan hun situatie kunnen wijzigen. En dan hebben we het nog niet eens over de plannen van de overheid om de middenhuur te reguleren.
Zoektocht naar alternatieven
Vooral de meer vermogenden zoeken naarstig naar alternatieven. Vele belastingadviseurs zullen net als ik deze zomer vele uren hebben besteed aan gesprekken met mensen die – soms ten einde raad – advies wilden hebben over het nut en de noodzaak om bijvoorbeeld een open commanditaire vennootschap op te richten om verhuurd vastgoed zonder overdrachtsbelasting uit de privésfeer naar een bv te krijgen. En dat alleen maar om aan de fictieve heffing in box 3 te ontsnappen en belasting te gaan betalen over het werkelijke rendement. Zoals vooraf uitgelekt, is deze route op Prinsjesdag afgesneden voor nieuwe situaties.
Ook het aantal vragen over het eventuele voordeel van emigratie naar een ander land, vaak een land waar de persoon in kwestie al een vakantiewoning heeft, neemt in rap tempo toe. Op korte termijn kan de wetgever wellicht extra inkomsten genereren, maar op de lange termijn zou dat nog wel eens tegen kunnen gaan vallen.
Duidelijkheid, rechtszekerheid en een eerlijke belastingheffing
Met smart wacht ik, en velen met mij, op het oordeel van de Hoge Raad in voornoemde procedures. Naar mijn mening kan er maar één uitkomst zijn: tot het moment van invoering van een nieuw belastingstelsel blijft de fictieve belastingheffing het uitgangspunt, maar met de mogelijkheid voor belastingplichtigen om tegenbewijs te leveren van een in werkelijkheid lager rendement. Wat mij betreft wacht de wetgever deze procedures niet af en komt zij spoedig zelf met deze handreiking. Dat zou het vertrouwen in de overheid wellicht enigszins herstellen.
Door: Niels Scholten