Logo Contaxus

Blogartikel

Wet excessief lenen: tijd voor praktische verbeteringen

Wet excessief lenen: tijd voor praktische verbeteringen

Het jaar loopt op zijn einde en voor belastingadviseurs en DGA’s komt alweer een belangrijk moment dichterbij: de derde peildatum van de Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap. Hoewel deze wet al enkele jaren geldt, blijkt in de praktijk dat veel DGA’s hun schuldpositie richting het jaareinde nog steeds niet goed in beeld hebben. Door de ingewikkelde regels rondom (verlies)verrekening in box 2 en (on)belaste dividenduitkeringen is het fiscale speelveld er niet eenvoudiger op geworden. Dat vraagt om zorgvuldige planning en leidt bij DGA’s in toenemende mate tot liquiditeitsproblemen.

1. Dividendbelasting bij box-2-neutrale uitkeringen

Wanneer een DGA in jaar 1 in box 2 heeft afgerekend over zijn excessieve schulden, wordt de drempel voor excessief lenen in jaar 2 verhoogd met het bedrag waarover is afgerekend. Daalt de totale schuldpositie van de DGA in jaar 2 vervolgens tot onder deze verhoogde drempel, dan ontstaat een negatief regulier voordeel ter hoogte van het verschil. Wordt de aflossing van de schuld gefinancierd met een dividenduitkering (positief regulier voordeel), dan heffen beide posten elkaar op. De dividenduitkering is in dat geval box 2-neutraal; er vindt geen heffing in box 2 plaats. Van een volledig box-2-neutraal dividend is uitsluitend sprake indien de schuldpositie van de DGA gedurende het lopende jaar niet verder is toegenomen.

Ondanks de neutraliteit in box 2 moet de vennootschap binnen één maand na de dividenduitkering 15% dividendbelasting afdragen. Dit kan in de praktijk tot een liquiditeitsprobleem leiden bij DGA’s. Het gevolg is dat DGA’s die hun schulden willen aflossen, daarin juist tijdelijk worden belemmerd. Dat strookt niet met de bedoeling van de Wet excessief lenen, die immers beoogt het afbouwen van schulden aan de eigen vennootschap te stimuleren.

Bij een box-2-neutraal dividend krijgt de DGA de dividendbelasting weer terug via de aangifte inkomstenbelasting. Een versnelde teruggaaf is mogelijk middels aanvraag van een voorlopige teruggave. Een voorlopige teruggave die in het begin van het jaar wordt opgelegd, wordt echter uitbetaald in maandelijkse termijnen. Bovendien moeten bij de aanvraag alle inkomens- en vermogensgegevens worden opgegeven. De route van de voorlopige teruggave leidt in de praktijk dus niet altijd tot het gewenste resultaat: een volledige en tijdige teruggaaf van de dividendbelasting.

Ik pleit voor een vrijstelling in de Wet op de dividendbelasting 1965 indien de dividenduitkering aantoonbaar een ‘excessieve schuld’ verlaagt. Deze vrijstelling kan bijvoorbeeld worden gemaximeerd tot het bedrag waarmee de drempel van € 500.000 in een of meerdere voorgaande jaren is verhoogd, zoals dient te blijken uit ingediende aangiften inkomstenbelasting. De controle hierop door de Belastingdienst kan plaatsvinden in de reguliere IB-fase. Op die manier wordt onnodige liquiditeitsdruk voorkomen, terwijl het toezicht en de effectiviteit van de Wet excessief lenen behouden blijven. Van belang is om te onderkennen dat de dividendbelasting slechts een voorheffing is. In de inkomstenbelasting wordt per saldo het juiste belaste box 2 inkomen belast. De Belastingdienst loopt per saldo dus niets mis.

2. Uitzondering voor tijdelijke eigenwoningleningen

Een tweede onpraktische uitwerking doet zich voor bij eigenwoningleningen. Om te voorkomen dat dergelijke schulden meetellen voor de grens van excessief lenen, geldt de extra eis dat de vennootschap een notarieel recht van hypotheek moet verkrijgen. Dat lijkt logisch voor reguliere, langlopende eigenwoningleningen, maar werkt onnodig kostenverhogend bij tijdelijke eigenwoningleningen.

In de praktijk komt het regelmatig voor dat DGA’s tijdelijk geld van hun vennootschap lenen ter financiering van de aankoop van een nieuwe woning, in afwachting van de verkoop van de oude woning (overbruggingslening). Wanneer de looptijd van een overbruggingslening een peildatum voor excessief lenen kruist, moet de vennootschap een recht van hypotheek verkrijgen om uitgezonderd te zijn van de wetgeving excessief lenen.

Ik stel voor dat voor dergelijke overbruggingsleningen een uitzondering op het hypotheekvereiste gaat gelden. Uiteraard moet de overbruggingslening kwalificeren als een eigenwoninglening in fiscale zin van het woord. Hiermee worden onnodige notariskosten voorkomen, terwijl de doelstelling van de wetgeving in stand blijft.

Deze voorbeelden laten zien dat de Wet excessief lenen met enkele gerichte aanpassingen praktischer kan worden vormgegeven. Ik doe hierbij een oproep aan het Ministerie van Financiën om de zeer rigide wetgeving omtrent excessief lenen op de door mij aangedragen onderdelen te versoepelen, en daarmee de administratieve lasten en daarbij komende kosten voor deze groep van belastingplichtigen niet hoger te laten zijn dan nodig.

Geschreven door Contaxus

29 oktober 2025